In hun zoektocht naar de ‘juiste’ taal nemen veel mensen een kijkje bij ranglijsten en indices. De bekendste en meest geciteerde is de TIOBE-index. Die kijkt gewoon simpelweg naar het aantal hits voor de zoekopdracht ‘<naam van de taal> language’ in bekende en minder bekende zoekmachines. Die index geeft echter geen informatie over hoe populair, efficiënt of nuttig een taal is. Hij geeft alleen aan hoeveel er op internet al over geschreven is. Het is dus logisch dat C en Java meestal op de topposities belanden. Beide zijn al lang in gebruik en worden nog steeds actief gebruikt.
De PYPL-index (PopularitY of Programming Language), die volgens de benaming de populariteit zou moeten meten, meet in werkelijkheid ook iets anders. Ook die index gebruikt gegevens van zoekmachines, maar niet het aantal hits, maar het aantal zoekopdrachten voor tutorials. Daarbij wordt uitgegaan van Google Trends. Hoe meer gebruikers zoeken naar ‘<naam van de taal> tutorial’ op Google, hoe ‘populairder’ de taal is volgens de logica van PYPL. Python staat op het moment van schrijven op plaats 1, terwijl C inclusief C++ slechts tot plaats 6 staat. Er is ook op die rangschikking veel aan te merken. Is een taal goed of populair omdat veel mensen op zoek zijn naar hulp, of is dat misschien juist een minpunt?
In juli 2020 werd er veel gezocht naar tutorials voor Python. Dat is eigenlijk wat de PYPL-index laat zien.
Al die ranglijsten zijn misschien een leuk gespreksonderwerp voor bij de koffiecorner van een bedrijf dat software ontwikkelt – als een soort alternatief voor het ontbreken van voetbaluitslagen. Je moet je er echter niet door laten leiden bij het kiezen van een programmeertaal. Wat je bij die ranglijsten vooral kunt zien, zijn duidelijke trends. Als een taal ineens meer en meer bij zoekmachines verschijnt, kan dat erop wijzen dat de gebruikersbasis gegroeid is.
Maar zelfs TIOBE moest in 2004 al toegeven dat de resultaten vertekend kunnen zijn en dat de plotselinge achteruitgang van Java destijds eenvoudigweg kon worden verklaard door een aanpassing van het Google-algoritme.
Bij het gebruik van de indices moet je dus het volgende bedenken: programmeren is geen sportwedstrijd of religie, maar een ambacht. De programmeertaal is het gereedschap van de ontwikkelaar voor het oplossen van problemen. En die tool hoeft niet het meest gegoogeld te zijn, maar moet vooral passen bij het probleem en ook bij de ontwikkelaar.
Wat ik miste in het artikel in de C’T waren: Lua, Rust en good ol’ BASIC.