De Pentium en Celeron moeten het doen met maximaal twee kernen, de Pentium ondersteunt dan tenminste nog Virtual hyper-threading. Ze hebben geen turbo, en draaien dus onder belasting altijd op hun nominale kloksnelheid.
Dat is echter geen groot nadeel, gezien de relatief hoge kloksnelheden van 3,5 GHz en meer. In het dagelijkse leven heeft een snelle ssd veel meer effect op de ervaren snelheid van een systeem dan de processor.
Dat zie je dan ook terug in de gloednieuwe benchmarksuite SYSMark 25. Die laat wel prestatiesprongen zien tussen de Celeron G5920 en Pentium Gold G6400 en de Core-processors, maar juist bij de Productivity-beoordeling van officeprogramma’s toont die een verschil van maar 46 procent.
Dat is niet overdreven veel als je dan bedenkt dat tussen de cpu’s een verschil zit van twee en vier kernen, zonder en met hyper-threading, een nog hogere kloksnelheid en een turbo.
De Creativity-beoordeling met de bewerking van video’s en RAW-foto’s profiteert meer van het aantal kernen. De Core i3-10100 scoort daar 89 procent hoger dan de Celeron G5905.
Andere toepassingsgebieden profiteren echter meer van extra kernen en in die gevallen is het zinvol om daar een duurdere processor voor te gebruiken. Dat begint met het comprimeren van grotere hoeveelheden gegevens en loopt nog verder door dan 3D-rendering, complexe videobewerking en ook games.
Vooral voor dat laatste moet je tegenwoordig niet minder dan vier kernen hebben, en liever nog zes als je complexe 3D-werelden met een vloeiende 60 fps op het scherm wilt zien verschijnen.
Blijf op de hoogte van de nieuwste informatie en tips!
Schrijf je in voor de nieuwsbrief: