Er zijn meer dan 1000 verschillende notebookmodellen te koop met evenzeer verschillende prijskaartjes. Waar moet op je letten, wat zijn de trends en welke voordelen bieden dure topmodellen? We scheppen duidelijkheid en geven adviezen voor een notebook kopen, van goedkoop tot MacBook Pro en Surface Book.
Als je een notebook kopen gaat, moet je eerst weten waar je die voor gaat gebruiken. Notebooks zijn in essentie mobiele apparaten met een accu, die je onafhankelijk van een stopcontact kunt gebruiken. Dat vereist compromissen: de systeemonderdelen, het scherm en de invoerapparatuur vormen één geheel, waarbij je het een niet los van het ander kunt kiezen. Zo op maat als een desktop-pc zal een notebook dus nooit zijn. Maar er zitten allerlei voordelen aan, zelfs als je hem op een vaste plek gebruikt. Met uitzondering van het netsnoer heb je geen kabels en dus ook geen kabelspaghetti op en onder je bureau. Je kunt hem zonder veel moeite even meenemen naar je slaapkamer of in een la verbergen als je bezoek krijgt. Als jeaans het notebook vooral op één plek gebruikt, kun je kijken naar een apparaat met een wat groter scherm van 15,6 of 17,3 inch.
De schermgrootte bepaalt de afmetingen en daarmee het gewicht van het apparaat. Een groot notebook ga je niet voor je plezier meerdere malen per week naar een flexplek, bibliotheek of collegezaal meeslepen. Hij past alleen in een grote tas of rugzak en zal minimaal 2 kilo wegen. Daar komt de voeding dan meestal nog bij, als je niet een paar uur maar een hele werkdag aan de slag wilt of moet. Grote notebooks zijn vaak niet echt ingericht op een lange accuduur.
Als je vaak op pad wilt met een notebook, kun je beter naar een apparaat in de categorie 13,3 tot 14 inch kijken. Hier is de laatste jaren de meeste vooruitgang geboekt, en niet alleen door de marketing van Intel rond de Ultrabook. Moderne apparaten wegen doorgaans tussen de één en anderhalve kilo en werken vrolijk acht uur door zonder voeding. De beste halen zelfs het dubbele. Kortom: een licht apparaat dat lang mee gaat heeft in ieder geval geen groot scherm.
Andere display- en daarmee notebookformaten leiden een bestaan in de marge. Schermdiagonalen van meer dan 18 inch, zoals sommige fabrikanten enkele jaren geleden wel aanboden, zijn bijna geheel uitgestorven. Die notebooks waren te lomp en te zwaar. Zelfs 17,3″-notebooks zijn minder gangbaar, er zijn veel minder modellen te koop dan met een 15,6-inch scherm. Hetzelfde geldt aan de onderkant voor notebooks met 12,5 inch of minder. Apparaten met zo’n bescheiden formaat mikken vaak op een bescheiden prijs en dat brengt meer nadelen dan voordelen met zich mee.
Kies je mobiele processor
Alleen in 15,6- en 17,3-inch notebooks zit een Core i-processor met 45 watt warmteafgifte (TDP, Thermal Design Power). Je herkent ze aan de toevoeging HQ. Dergelijke notebooks zijn verhoudingsgewijs dik en zwaar omdat er grote koellichamen nodig zijn. Bovendien worden ze vaak gecombineerd met dikke grafische kaarten (daarover verderop meer).
In het gros van de notebooks zit juist een Intel-processor met de toevoeging U. Die hebben een TDP van 15 watt en hebben dan ook veel kleinere koellichamen nodig. Daardoor kunnen deze notebooks dunner en lichter zijn, wat ze de eerste keus maakt voor 13″-notebooks. Omdat de U-processors genoeg rekenkracht bieden voor alledaags gebruik, zitten ze niet alleen in compacte notebooks, maar in notebooks van alle formaten. Ook een 17-inch model kan ermee uitgerust zijn en een dun ontwerp hebben.
Er gebeurt veel in deze klasse processors. Tegenwoordig gaat het bij de U-klasse niet alleen meer om dualcores. De achtste generatie Core i voor notebooks bestaat uitsluitend uit quadcores. Met hun lagere warmteafgifte halen ze de performance van een 45W-quadcore niet, maar het verschil is kleiner dan je op basis van het TDP-verschil zou verwachten. Een i7 van 15 watt presteert doorgaans hetzelfde als een i5 van 45 watt. Daarmee is de performance duidelijk hoger dan van een 15W-dualcore.
De vooruitgang in rekenkracht – zonder concessies te doen qua mobiliteit – maakt de 15W-quadcores op dit moment de interessantste notebook-cpu’s, ongeacht of er het label i5 of i7 op staat. Intel vraagt er niet eens zulke hoge prijzen voor: je kunt al een notebook kopen met deze cpu’s vanaf 700 euro, terwijl modellen met een 45W-quadcore nauwelijks beneden de 1500 euro te koop zijn.
Die lage prijzen van Intel zijn niet helemaal vrijwillig: AMD komt met een mobiele variant van zijn Ryzen-processors voor notebooks. We hebben die cpu’s met eveneens vier cores en 15 watt TDP nog niet goed kunnen testen, maar de eerste benchmarks zijn veelbelovend. De Ryzen 7 2700U komt op zijn minst in de buurt van Intels tegenhanger Core i7-8550U. Intel heeft dus voor het eerst weer echte concurrentie, en wel in een populair marktsegment.
Naam mobiele processor ontcijferen
Technisch nauw verwant aan de Core i-processors uit de U-serie zijn die van de Y-serie. Oorspronkelijk noemde Intel die Core m, maar de aanduidingen Core m5 en Core m7 werden eind 2016 na één generatie al weer afgeschaft. In plaats daarvan heten ze net als hun grote broers Core i5 en Core i7. De enige manier om ze uit elkaar te houden is de letter Y of U in de specifieke modelnummers – maar die staat meestal niet in de fraai uitziende folders als je een notebook kopen wilt.
De Y-modellen hebben 4,5 watt TDP en zijn bestemd voor passief gekoelde Windows-tablets die genoeg hebben aan mindere cpu-prestaties. Het idee was niet slecht, maar ondertussen is het technisch ook mogelijk om 15W-processors zonder ventilators te koelen. Omdat de Y-serie bovendien bijna uitsluitend in dure apparaten werd gebruikt, zal die waarschijnlijk vervallen. Als je toch veel geld uitgeeft bij een notebook kopen, wil je ook maximale prestaties in plaats van afgeknepen performance.
In erg goedkope Windows-apparaten (of dat nu notebooks of tablets zijn) zitten geen Core i-processors, maar Pentium- of Celeron-modellen. Vroeger waren de Pentiums en Celerons afgeslankte Core i-chips, maar tegenwoordig zijn het opvolgers van de uit netbooks en tablets bekende Atom-processors. Je herkent ze aan de letter N in het modelnummer.
Deze Atom-nazaten volstaan voor het kijken van video’s, surfen op internet en het laten zien van foto’s. Maar wil je daarin rode ogen wegwerken of ga je met meerdere vensters of browsertabbladen aan de gang, dan wordt het moeizaam. Dat is niet alleen de schuld van de processor. Om een lage prijs te realiseren, besparen de fabrikanten ook op alle andere onderdelen. Zo krijg je bijvoorbeeld te weinig werkgeheugen of is de opslagruimte zo beperkt dat een versie-upgrade van Windows 10 al voor problemen zorgt.
Die combinatie van goedkope componenten zie je trouwens ook bij veel notebooks met AMD’s oudere en tragere cpu’s, die A12, A10 of A8 heten. Notebookfabrikanten bouwen bij zulke systemen vaak een losse grafische kaart in en kiezen dan voor een gewone harde schijf om toch nog een bepaald prijspunt te halen. Een zinvollere configuratie zonder extra grafische kaart maar met een ssd zie je maar zelden.
Ander type processor
Vanaf dit jaar is er nog een cpu-fabrikant die zich in de strijd mengt bij Windows-notebooks: Qualcomm met zijn SnapDragon 835. Hoewel dat een ARM- en geen x86-processor is, wordt hij ook voor Windows 10-notebooks gebruikt. De eerste twee aangekondigde apparaten waren de Asus NovaGo en de HP Envy X2. Dankzij een emulatielaag voeren ze gangbare x86-programma’s uit. Als gebruiker merk je niets van de afwijkende cpu-architectuur. Microsoft heeft blijkbaar geleerd van het tegelijk met Windows 8 ingevoerde en geflopte Windows RT. De toenmalige apparaten waren namelijk niet x86-compatibel. Er is wel één grote ‘maar’: de emulatie werkt alleen voor toepassingen. Systeemtools of hardwaredrivers voor printers en dergelijke moeten toch echt voor deze architectuur zijn geschreven, anders werken ze niet.
We hebben nog geen prestatiemetingen kunnen uitvoeren bij een SnapDragon-notebook met Windows 10. Tests bij preproductiemodellen laten prestaties zien op het niveau van de Pentium-processors met Atom-architectuur. Dat is voldoende voor consumentengebruik, maar erg weinig gezien de prijzen van minstens 800 euro.
Qualcomm, Microsoft en notebookfabrikanten benadrukken dan ook de pluspunten, namelijk een lange accuduur en permanente internettoegang met het ingebouwde 4G-modem. Dat laatste is wel bijzonder voor die prijs. Windows-tablets met 4G kosten minstens een viercijferig bedrag en wil je een notebook kopen met 4G dan zit je al snel boven de 2000 euro.
Hybride notebook, touch en pen
Je kunt tegenwoordig geslaagde combinaties van tablet en notebook kopen, waarbij twee ontwerpen als winnaar uit de bus zijn gekomen. Bij notebooks met 360-gradenscharnieren kun je het beeldscherm helemaal achterover klappen, zodat display en toetsenbord beide aan de buitenkant zitten. Het toetsenbord wordt daarbij uitgeschakeld, zodat je geen onbedoelde invoer krijgt als je het apparaat daarop laat rusten (of op schoot). Het beeldscherm is te bedienen met een pen of met de vingers.
Het nadeel van dit ontwerp is dat de apparaten veel zwaarder zijn dan echte tablets. In plaats van 700 of 800 gram weegt een 13″-apparaat vaak het dubbele. Je bent echter niet beperkt tot een klein beeldscherm. Er zijn genoeg van deze hybrides met 15,6 inch, zoals de HP Spectre x360 15, de Asus ZenBook Flip 15 en de Lenovo Yoga 720-151KB. Dell biedt in de vorm van de Inspiron 7000 17 zelfs een 17,3-inch exemplaar met 360-gradenscharnieren.
Het andere ontwerp is dat van Windows-tablets, die met een aankoppelbaar toetsenbord in een notebook om te toveren zijn. Microsoft was met de Surface Pro niet de eerste met zo’n apparaat, maar door het succes daarvan is ‘Surface-kloon’ ondertussen een begrip. Een schermdiagonaal van circa 12 inch en een gewicht van ongeveer een kilo zijn gebruikelijk, net als een viercijferig prijskaartje.
Je kunt zo’n tablet met een doorgaans magnetisch gekoppeld toetsenbord alleen op een bureau zonder problemen gebruiken alsof het een notebook is. Op schoot of in bed wordt het een ander verhaal. Het maakt daarbij niet uit of het toetsenborddeel een steun voor het scherm heeft of dit in een (uitklapbare) hoes zit. In beide gevallen is plaats naar achteren nodig en de fragiele verbinding tussen de delen kan op een oneven of beweeglijke ondergrond makkelijk verbreken.
De toetsenborddocks uit de Windows 8-periode waar tablets mechanisch in klikken, waren een stabieler alternatief, maar die zijn bijna helemaal verdwenen door hun grote nadeel: het dock moet erg zwaar zijn om het achterover kantelen van het apparaat te voorkomen. Daardoor wordt het apparaat te zwaar om mee te nemen. Alleen Microsofts erg prijzige Surface Book 2 (zie de vergelijkende test in c’t 04/2018) gebruikt dit ontwerp nog. Daar is het wel heel slim bij gebruikt. Het toetsenborddock is namelijk geen dood contragewicht, maar bevat het grootste deel van de accucapaciteit en een aparte grafische chip.
Bij de touchscreens zijn ondertussen capacitieve modellen gangbaar die tot tien vingers tegelijkertijd kunnen onderscheiden. Resistieve touchscreens zonder multitouch zitten alleen nog in dure speciale modellen voor industrieel gebruik, die ook met handschoenen bediend moeten kunnen worden. Als je graag met een pen werkt, moet je bij een notebook kopen van tevoren controleren of het apparaat wel een ingebouwde digitizer heeft. Alleen dan kun je de bijgeleverde of los verkrijgbare pennen gebruiken die honderden drukniveaus herkennen of zelfs hoe schuin je ze houdt. Daarmee kun je dan tekenen en arceren alsof het een echte stift is.
Beeldschermen van notebooks
De aanwezigheid van touch- of penondersteuning hangt niet af van het type panel van het scherm. De goedkoopste panels zijn TN-panels. Die zijn erg kijkhoekafhankelijk. Als je er niet recht van voren op kijkt, veranderen de kleuren en van boven of onderen af lijken de kleuren grijs of zelfs geïnverteerd.
IPS-panels zijn duidelijk beter, die tonen de scherminhoud onafhankelijk van de kijkhoek. Bij duurdere notebooks is dit type scherm standaard, maar ze zitten ook in aanbiedingen vanaf 500 euro, al is in dat geval wel vaak bespaard op andere onderdelen zoals de cpu of de massaopslag.
Binnen de IPS-familie zijn er grote kwaliteitsverschillen, bijvoorbeeld bij de maximale helderheid of de grootte van de kleurruimte. Maar zelfs het slechtste IPS-panel is nog beter dan een TN-panel. De beste beeldschermen bieden overigens een 4K-resolutie en bestrijken de gehele AdobeRGB-kleurruimte. Maar wil je die notebooks kopen dan moet je diep in de buidel tasten.
Omdat IPS bekendheid heeft verworven als kwaliteitskenmerk, komt die term terug in allerlei reclame-uitingen, maar vaak helaas niet terecht. Soms kun je op basis van andere gegevens bepalen welk type panel gebruikt wordt. Als de schermresolutie van het apparaat hoger dan Full HD is (1920 × 1080), mag je er vanuit gaan dat het om een IPS-panel gaat, bijvoorbeeld met IZGO-transistors.
Dankzij de schaalfactor in Windows 10 worden tekst en pictogrammen op schermen met hoge resoluties niet minuscuul klein getoond, maar met een normale grootte en extra scherp. Anders dan in de begindagen van displays met zulke hoge resoluties, zijn veel toepassingen daar op afgestemd. Voor oudere programma’s zijn er compatibiliteitsmodi.
De bij smartphones en tv’s populaire OLED-schermen zijn in notebooks nog zeldzaam. Tot de weinige voorbeelden behoren bepaalde configuraties van Dells gamenotebook Alienware 13 R3, Lenovo’s zakelijke hybride Thinkpad X1 Yoga G2 en Samsungs Windows-tablet Galaxy Book 12. In 2016 probeerde HP het ook met een OLED-scherm in de Spectre X360 13, maar in de 2017-versie was dit al weer verdwenen. Volgens het bedrijf verkocht het OLED-model te slecht.
Hoewel een beeldverhouding van 16:9 weinig schermhoogte biedt, is het bij notebooks standaard geworden. Je kunt maar weinig andere uitvoeringen notebook kopen – en die zijn prijzig. Apple voorziet zijn notebooks standaard van een 16:10-beeldscherm en Microsoft kiest vaak voor de erg praktische 3:2 verhouding. Die beeldverhouding is min of meer standaard geworden voor duurdere Windows-tablets, zodat je daar meestal 3:2 aantreft. Bij notebooks is die tendens echter nog niet doorgedrongen. Afgezien van Microsofts Surface Book biedt alleen Huaweis MateBook X een 3:2-beeldscherm. Op enkele uitzonderingen na geldt voor de meeste schermen bovendien dat touchscreens spiegelen en gewone schermen mat zijn.
Notebook: opslag
Als je eenmaal met een pc met een ssd gewerkt hebt, zul je moeten erkennen dat apparaten met een klassieke harde schijf daarna sloom aanvoelen. Je hebt steeds het gevoel dat het systeem hapert. Daarom moet je bij een nieuwe notebook kopen er eigenlijk een met een ssd kiezen. De details zijn daarbij niet zo van belang. Tussen SATA- en NVMe-ssd’s zie je alleen bij benchmarks grote verschillen, niet in de dagelijkse praktijk (zie c’t 12/2017).
Harde schijven met magnetische platters hebben nog steeds bestaansrecht als goedkope opslagoptie. De combinatie van een sdd voor het systeem en hdd voor data werkt echter alleen in notebooks vanaf 15,6 inch, omdat er in kleinere apparaten geen ruimte voor is. Die kan beter benut worden voor de accu. Een compacte notebook kopen is dan ook relatief duur als je veel opslagruimte nodig hebt.
We raden je aan bij een notebook kopen meteen te kiezen voor de benodigde hoeveelheid opslagruimte en niet voor een goedkopere uitvoering met minder opslagcapaciteit. Bij het later vervangen van de opslagruimte treden er te vaak problemen op, om nog maar te zwijgen van het verliezen van de garantie.
Privé versus zakelijke notebook
De fabrieksgarantie leer je snel op waarde schatten als er een keer iets kapot gaat. Afgezien van de wettelijke garantie van 2 jaar die de verkoper moet geven, bieden fabrikanten zelf een fabrieksgarantie. Die is vaak één of twee jaar. Zeker bij goedkopere modellen is deze garantie doorgaans beperkter dan bij prijzige notebooks van Microsoft of Apple. Bij de fabrieksgarantie is vaak ook belangrijk via welk kanaal je een notebook aanschaft.
Meer dan drie jaar garantie krijg je alleen tegen betaling en soms alleen bij een notebook kopen uit de zakelijke productseries. Deze modellen worden vaak in grotere aantallen verkocht aan bedrijven die ze voor hun werknemers aanschaffen. Maar je kunt ook als privégebruiker zo’n notebook kopen, inclusief extra garantie, voor persoonlijk gebruik. Je krijgt er soms ook betere service bij, zoals onsite-garantie. Als er dan iets niet meer werkt, komt er een monteur langs om het notebook bij je thuis op de eettafel te repareren. Dat scheelt weer opsturen of inleveren en (lang) wachten op een gerepareerd apparaat.
De keerzijde is dat business-notebooks vaak duurder zijn dan consumentenmodellen omdat ze speciaal voor gebruik in bedrijven zijn ontwikkeld. Beheerders kunnen ze zonder fysieke toegang op afstand beheren en apparaten uit dezelfde serie zijn vaak met dezelfde systeem-image in te richten, ook al hebben ze verschillende schermformaten. Voor die kenmerken betaal je extra, ook al heb je daar bij een notebook kopen voor thuis niets aan.
USB-C-docks
Een traditioneel onderscheid tussen business- en consumentenmodellen is verdwenen door technologische ontwikkelingen, namelijk de beschikbaarheid van dockingstations. Vroeger had je speciale dockingstations en dockingpoorten om een notebook op de werkplek te verbinden met netwerk, toetsenbord, muis, monitor en stroomtoevoer. Het gebruik van een notebook op de werkplek is anders niet ergonomisch verantwoord en kan problemen opleveren met de Arbowet. Bij beeldschermwerk mogen het beeldscherm en het toetsenbord bijvoorbeeld niet aan elkaar vastzitten, iets wat bij een notebook alleen met een losse monitor of toetsenbord te realiseren is. De moderne USB-C-aansluiting neemt de plaats in van de fabrikanteigen dockingconnector. Via een enkele kabel kunnen stroom, DisplayPortsignalen en usb-signalen voor toetsenbord, muis en netwerk worden overgebracht.
Helaas is er geen verplichting voor fabrikanten om een USB-C-aansluiting ook daadwerkelijk universeel te gebruiken. Soms levert die alleen usb-gegevens, soms USB en DisplayPort zonder voeding en soms is ook nog Thunderbolt beschikbaar. Je moet de USB-C-functionaliteit dus per apparaat bekijken. We vermelden dit bij notebooktesten in c’t magazine in de tabellen (en beschrijving). De vuistregel is: hoe goedkoper een apparaat, des te minder functionaliteit. Bij erg goedkope modellen ontbreekt USB-C zelfs vaak geheel.
Comfort bij notebooks is duur
USB-C is niet het enige kenmerk waarvoor je dieper in de buidel moet tasten bij een notebook kopen. Een verlicht toetsenbord, waarmee je ook in het donker de juiste toets vindt, zit alleen in notebooks van meer dan 800 euro. Een helderheidssensor, die de schermhelderheid aanpast aan het omgevingslicht, is zelfs bij prijzen van meer dan 1000 euro niet gegarandeerd. Een led-aanduiding voor de accucapaciteit, die ook bij uitgeschakeld notebook via een knopdruk te activeren is, zit alleen bij bepaalde modellen zoals Dells XPS-serie.
Windows 10 biedt sinds de introductie in 2015 al het makkelijk inloggen via biometrische kenmerken. Microsoft voegt dit samen onder de noemer Windows Hello. Een infraroodcamera voor Windows Hello (een 2D-webcam is niet genoeg) zit echter nog steeds alleen op specifieke notebookmodellen, zoals Microsofts eigen Surface-apparaten. Toch is dat erg comfortabel werken. Als de computer vergrendeld is en je op je werkplek terugkomt, ben je al ingelogd nog voordat je goed en wel zit en je muis of toetsenbord aanraakt.
Windows Hello werkt ook met vingerafdrukscanners, en die zitten in steeds meer notebooks. Zelfs bij modellen van minder dan 600 euro. Anders dan bij de 3D-IR-camera moet je hierbij wel eerst je vinger op de scanner leggen voordat er iets gebeurt. Maar dat is nog steeds sneller dan het intypen van een wachtwoord. Als jouw ideale notebook geen vingerafdrukscanner heeft, kun je voor enkele tientjes een losse scanner aansluiten.
Segmentatie bij notebooks
Dat sommige fabrikanten een bepaalde naam hebben, komt onder meer doordat ze zich op specifieke marktsegmenten richten. Apple en Microsoft hebben bijvoorbeeld alleen high-end notebooks in hun assortiment en laten het hele gebied beneden 1000 euro links liggen. Daarom hebben alle MacBooks en Surface-notebooks snelle processors, vlotte ssd’s, chique metalen behuizingen en fraaie schermen. Dat is ook niet meer dan normaal voor dat marktsegment. De grote markt voor notebooks beneden 1000 euro wordt bediend door Acer, Asus, Dell, HP, Lenovo, Medion en anderen.
Er zijn ook fabrikanten die zich richten op specifieke doelgroepen. Fujitsu en Toshiba maken bijvoorbeeld geen consumenten-notebooks meer, zodat je die niet tegenkomt bij de MediaMarkt en andere elektronicawinkels. Panasonic maakt bijzonder robuuste notebooks, die in werkplaatsen of op booreilanden hun werk zonder morren doen. Die ToughBooks zijn de onbetwiste marktleider in hun segment. Samsung is in Europa uit de notebookmarkt gestapt en ondertussen weer terug met de Galaxy Book Windows-tablet, MSI verkoopt al enige tijd alleen nog game-notebooks.
Game-notebook
De fraaie 3D-beelden van moderne games vergen zelfs het uiterste van hele krachtige hardware, dus is voor game-notebooks alleen het beste en snelste goed genoeg. Hierin zit de al genoemde 45W-processor, die de fabrikanten op zijn minst combineren met een middenklasse grafische chip als de GeForce GTX 1050. Door de benodigde ventilatie en koelers beginnen dit soort notebooks bij een schermgrootte van 15,6 inch. Wil je een notebook kopen voor gamen dan starten de prijzen bij 1200 euro. Compacte notebooks met veel 3D-power kun je op één hand tellen. De Surface Book 2 is het lichtste model met 1,6 kilo, andere modellen zoals Dells Alienware 13 R3 wegen duidelijk meer.
Bij dikke game-notebooks leven de fabrikanten zich helemaal uit: er zijn notebooks met twee GTX 1080-kaarten in SLI-modus en zelfs modellen waarin geen mobiele processor zit, maar een veel krachtigere desktop-cpu. Behalve de Core i7-HQ-serie zitten vooral in gamenotebooks ook processors uit de HK-serie. Deze twee series zijn vergelijkbaar, maar de HK-serie is unlocked waardoor je de processors kunt overklokken. Het BIOS moet dat uiteraard ook ondersteunen. Prijzen voor gamenotebooks kunnen oplopen tot boven de 5000 euro. Wil je de duurste uitvoering van MSI’s GT83VR Titan notebook kopen, dan betaal je bijvoorbeeld 5500 euro. Dat notebook heeft dan wel 64 GB RAM, een M.2-ssd van 512 GB met een hdd van 1 TB en een dubbele GTX 1080 in SLI-modus. Je moet hem aansluiten op twee zware netvoedingen en het apparaat zelf weegt ook nog eens 5,5 kilo. Over de accuduur doet MSI geen uitspraken. De RoG GX700 van Asus is zelfs voorzien van waterkoeling.
Bij de RoG Strix GL702ZC heeft Asus voor een desktop-Ryzen van AMD gekozen. Dat model is met een Ryzen 7 1700 te koop voor circa 1650 euro. Het is een van de weinige notebooks waarin een grafische chip van AMD zit: de gpu’s van Nvidia leveren betere prestaties en zijn populair bij gamers, daarom kiezen de meeste notebookfabrikanten voor Nvidia.
Omdat het om een compleet systeem gaat, is een gamenotebook duurder dan een desktop-pc met dezelfde prestaties. Toch zijn er veel liefhebbers vanwege de draagbaarheid en geringere hoeveelheid kabels een notebook kopen. Ondanks de hoge prijzen is de markt voor gamenotebooks al jaren het sterkst groeiende notebooksegment.
Behalve voor 3D-games is een losse grafische kaart in een notebook doorgaans overbodig. Alle notebookprocessors hebben geïntegreerde grafische kaarten die de gangbare videocodecs tot 4K-resoluties afspelen zonder cpu-belasting. De 3D-prestaties zijn meer dan genoeg voor toepassingen als Google Earth. Zelfs de Windows MR-headsets draaien met de geïntegreerde Intel-graphics. Veel professionele software zoals Adobe Photoshop (beeldbewerking) en Premiere (videobewerking) kan afzonderlijke filters of bewerkingen uitbesteden aan de grafische chip, waardoor ze sneller worden uitgevoerd. Maar dat is een bonus, de software draait ook zonder gpu-versnelling.
Notebook kopen: kort samengevat
Wil je een notebook kopen, dan moet je erop letten dat daarin minstens een Core i5 zit van de zevende of achtste Core i-generatie. Het besturingssysteem moet geïnstalleerd zijn op een ssd. Notebooks met die kenmerken zijn er van compacte 13,3-inch modellen met een lange accuduur tot zwaardere 17,3″-uitvoeringen met een groter scherm. De keuze hangt af van je persoonlijke voorkeuren. In het 15,6-inch segment beginnen de prijzen voor dergelijke notebooks tussen de 500 en 600 euro. In goedkopere modellen zit een trage processor of vraagt een langzame harde schijf veel van je geduld.
Andere schermformaten of een kijkhoekstabiel IPS-panel kosten meer. Hetzelfde geldt voor een chique metalen behuizing, laag gewicht, een universele USB-C-poort, lange accuduur of handige opties zoals Windows Hello, toetsenbordverlichting of een helderheidssensor. Combinaties daarvan zie je in het premium-segment. In c’t 4/2018 staat een vergelijkende test van vier van dat soort moderne (compacte) notebooks.
(Florian Müssig / Marco den Teuling, c’t magazine 4/2018)