Als het over virtuele machines onder Windows gaat, vallen meestal alleen de namen VirtualBox en VMware. En dat terwijl je ook Hyper-V in Windows 10 gebruiken kunt, een gratis tool van Microsoft die in veel opzichten gelijkwaardig of zelfs superieur is. Het duurt iets langer om je in te werken, maar daarna heb je er nauwelijks omkijken naar.
Alle 64-bit Pro-, Education- en ook Enterprise-edities van Windows 10 (en 8.1) beschikken van huis uit over Hyper-V, een tool waarmee je een compleet systeem – een zogenaamde virtuele machine – apart op je pc kunt inrichten. Op die manier kun je met Windows als hostsysteem andere besturingssystemen inrichten als gastsysteem en beide gelijktijdig laten draaien. Dat is vooral handig voor beheerders en ontwikkelaars, maar ook voor iedereen die graag zonder risico een applicatie of registerhack wil uitproberen, of in het kader van Microsofts Insider-programma een blik wil werpen op de aankomende Windows-versies.
Een virtuele machine binnen Hyper-V in Windows 10 bestaat in wezen uit een aantal bestanden, met onder andere de metadata die definiëren welke virtuele hardware er in de betreffende virtuele machine zit. Het grootste bestand is een containerbestand waarin alles wordt opgenomen wat je in de virtuele machine op de virtuele harde schijf opslaat.
Om Hyper-V in Windows 10 een beetje goed te kunnen gebruiken, is het van belang dat de pc waarmee je werkt aan enkele voorwaarden voldoet. De processor moet over minstens twee echte cores plus hyperthreading beschikken, anders zul je bijzonder geduldig moeten zijn om de host en virtuele machine(s) tegelijkertijd te draaien. Bovendien moeten de cpu en het BIOS enkele functies ondersteunen en toestaan (zie kader hieronder).