Normaal gezien herkent Windows aan de hand van de in de monitor aanwezige EDID (Enhanced Display Identification Data) automatisch de juiste resolutie en zet daar ‘aanbevolen’ bij. Als er onjuiste of algemene gegevens in het apparaat opgeslagen zijn, gaat dat nog wel eens mis. We hebben dit vooral gemerkt bij zeer goedkope apparaten en tv’s die je als groot scherm aan een pc hangt. In dit soort gevallen moet je de juiste resolutie handmatig via de Beeldscherminstellingen vastleggen.
Kies in het geval van meerdere monitoren de juiste monitor. Als je een nieuwe resolutie kiest, vraag Windows of je deze wilt gebruiken. Een teller begint bij 15 seconden, zodra dit afloopt valt de weergave weer terug naar de eerdere instellingen. Klik binnen die 15 seconden op Wijzigingen behouden. Deze ‘weet u het zeker’-periode is een handig reddingsmiddel voor het geval je per ongeluk een resolutie hebt gekozen waarbij het scherm zwart blijft of begint te flikkeren.
Via de Beeldscherminstellingen van Windows zijn de weergave-instellingen naar eigen smaak en voorkeuren in te stellen.
In de volgende stap stel je in welke zoomfactor je wilt gebruiken via het keuzemenu onder ‘De grootte van tekst, apps en andere items wijzigen’. Windows gebruikt deze zoom voor de grootte van fonts, keuzemenu’s en icoontjes in programma’s. Hij wordt ook gebruikt voor het schalen van de bureaublad-weergave. Als extra optie regel je via een rechtermuisklik op het Bureaublad en dan bovenaan bij Beeld het vergroten of verkleinen van de bureaublad-iconen.
De meeste schermen tonen met een instelling tussen de 100 en 150 procent een goed leesbaar beeld. Probeer eens wat verschillende zoomfactors uit en bepaal voor elk van je schermen welke vergroting goed matcht. Test verder of alle programma’s die je gebruikt de schaalaanpassing ook toepassen. Als ze niet meeschalen, meld je dan even af en weer aan onder Windows. Zodra je de schaalfactor aanpast, verschijnt er meteen boven een gele tekst met daaronder de optie om direct af te melden.