Dockers zijn niet alleen handig voor systeembeheerders en webdevelopers. Iedereen die wel eens vaker software uitprobeert kan ervan profiteren. Dat geldt met name voor webapplicaties, die vaak moeizaam op te zetten zijn. Maar er zitten aan Docker voordelen en nadelen. Zoals zo vaak ligt ge- en misbruik dicht bij elkaar.
Docker lijkt uitgevonden te zijn om webdevelopers en systeembeheerders het leven makkelijker te maken. Zij kunnen van hun applicaties pakketten maken, Docker-images genoemd, die makkelijk te distribueren zijn. Die images staan in een register, bijvoorbeeld op de servers van het bedrijf Docker Inc. Daar kun je ook de lokaal draaiende Docker-daemon downloaden. Met een enkel commando start die daemon de in een image zittende software als proces in een zogeheten container. Een container gebruikt speciale technieken in het besturingssysteem die de processen sterker van elkaar scheiden dan gebruikelijk. Een container kan bijvoorbeeld een eigen netwerkkaart gebruiken en ziet geen vreemde processen of data. Een image is op zich geheel compleet en bevat alle bibliotheken die voor een applicatie nodig zijn.
Docker is al lang niet meer puur alleen voor beheerders en ontwikkelaars op Linux-gebied. Moderne NAS-apparaten kunnen Docker-images als functie-uitbreidingen gebruiken. Op een Raspberry Pi kun je het installeren van complexe softwareprojecten er een stuk makkelijker mee maken. Zelfs voor moderne Windows-versies stelt Microsoft zelf Docker-images beschikbaar. Daaronder vind je containers met zowel Windows- als Linux-inhoud. Docker is op die manier steeds meer een alternatief geworden voor het inrichten en draaien van software en is in elk geval op serversystemen al een concurrent voor pakketmanagers en volledige virtualisatie.