VHS(-C), S-VHS(-C), Video8 en Hi8: dat waren de populaire videoformaten uit de begintijd van het filmen met een eigen camcorder. VHS-cassettes en de draagbare camcordervariant VHS-C zijn relatief eenvoudig te digitaliseren. Dankzij de compatibiliteit en een speciale adaptercassette kunnen S-VHS-recorders, die destijds relatief duur waren, alle vier de VHS-varianten (VHS, VHS-C, S-VHS, S-VHS-C) afspelen. Dergelijke apparaten zijn tweedehands al vanaf zo’n 100 euro te koop.
Naast een afspeelbare videorecorder of camcorder heb je een videoconverter nodig, een zogenaamde grabber, die het signaal ontvangt, digitaliseert en doorstuurt naar de computer. Voordat je begint met digitaliseren, moet je de videocassette een keer helemaal vooruit- en weer terugspoelen naar het begin. De weekmakers in het tapemateriaal kunnen in de loop der jaren zijn verdampt of in de magnetische laag zijn getrokken. Daardoor kan de tape broos zijn geworden – of door de weekmaker aan elkaar plakken. Het heen en weerspoelen zorgt ervoor dat de tape weer losjes wordt gewikkeld en niet aan elkaar kleeft.

In geval van twijfel heeft de S-Video-uitgang van een camcorder de voorkeur boven de gele FBAS cinch-aansluiting.
Sluit vervolgens je video- of camcorder aan op de videograbber. Die zet het analoge signaal om in een digitale datastroom. Afhankelijk van het apparaat zijn er verschillende aansluitingen beschikbaar:
– FBAS/composite (gele cinch- en/of een scart-aansluiting): alle videorecorders geven dat signaal weer. Het bundelt alle beeldinformatie in één signaal, wat vanuit technisch oogpunt de slechtste keuze is – maar wel altijd werkt.
– Y/C (4-pins mini-DIN- en/of scartaansluiting): het Y/C-signaal stuurt de helderheid (luminantie) en de kleurinformatie afzonderlijkdoor, wat een betere beeldkwaliteit oplevert. Die connector is te vinden op S-video-apparaten en is voor amateurdoeleinden waarschijnlijk de beste keuze.
– YCbCr/component (drie RCA-aansluitingen): dat signaal, dat bij professionele apparatuur wordt gebruikt, garandeert de hoogste overdrachtskwaliteit en heeft naast een apart kanaal voor de helderheid twee aparte kleursignalen (chrominantie). Er zijn echter maar weinig videograbbers die zo’n componentinvoer hebben.
Aangezien de analoge video’s bijna altijd werden opgeslagen met een 4:3-beeldverhouding, moet je – voor zover mogelijk – ook het digitale beeldformaat op 4:3 instellen. Anders resulteert dat in onnatuurlijk uitgerekte beelden. Als je liever geen zwarte balken rechts en links wilt zien bij het afspelen op een huidige 16:9-tv, moet je dat corrigeren in de nabewerking en op de video inzoomen.

Sommige videorecorders hebben zelfs uitgangen in drie varianten: scart, FBAS en S-Video.