Meten, weten en horen
Bij het ontwikkelen van hoogwaardige hoofdtelefoons loopt men steevast tegen grenzen aan. Consumenten hebben er vaak geen idee van hoe oorkussens en brilpootjes het geluid veranderen, waarom actieve ruisonderdrukking soms contraproductief werkt en waarom de optimale frequentierespons nog steeds niet is vastgesteld.
Bij het weergeven van muziek moeten alle frequenties van laag tot hoog even hard klinken. Als de muziek meer lage of hoge frequenties nodig zou hebben, zou daar tijdens de productie wel rekening mee gehouden zijn. Voor de weergave is een neutrale frequentierespons ideaal omdat je de muziek dan zo hoort als de producent het heeft bedoeld.
Met behulp van luidsprekers is zo’n lineaire of vlakke frequentierespons vrij eenvoudig te realiseren. De boxen worden voor dat doel op de akoestiek van de ruimte afgeregeld door met behulp van software de pieken en dalen in de frequentie curve te compenseren, zodat op de luisterplek een vlak lineair verloop ontstaat.
Bij hoofdtelefoons is dat echter een stuk lastiger. Wat een luisteraar namelijk als neutraal beschouwt, wijkt meestal sterk af van een vlakke curve. “Een hoofdtelefoon met een lineaire frequentierespons zou ontzettend slecht klinken”, legt Axel Grell uit. Hij kan het weten, want hij ontwikkelt al 27 jaar hoofdtelefoons bij Sennheiser. We bezoeken hem in zijn testlaboratorium. Buiten is het boven de 30 graden, maar in de gekoelde werkruimte bedraagt de temperatuur 21 graden. “Dat is belangrijk voor de metingen omdat de klank van een hoofdtelefoon ook door de temperatuur wordt beïnvloed.”