Smartphones en andere apparaten zouden beter voor je ogen zijn als er minder blauw in led-licht zou zijn. Is dat echt belangrijk of gewoon een marketingding?
Het feit dat je met de jaren slechter gaat zien, is een van de dingen waar de meeste mensen niet naar uitkijken. Onderzoek wijst uit dat moderne lichtbronnen en de schermen van computers, smartphones en tablets de ogen echter voortijdig laten verouderen. Blauw licht verstoort ons bioritme, hoor je keer op keer. En: blauw licht beschadigt lichtgevoelige cellen. Maar kun je je een voorstelling maken van de manier waarop dat gebeurt? Beide effecten spelen zich af op verschillende gebieden, maar hebben wel te maken met dezelfde: licht als energiedrager.
Bij het vak natuurkunde op de middelbare school heb je het waarschijnlijk al geleerd: in de elektrodynamica kan licht worden omschreven als een hoogfrequente elektromagnetische golf. Als de golflengte tussen 380 en 780 nanometer ligt, ziet het menselijk oog dat als licht van verschillende kleuren. Licht met golflengten tussen 650 en 750 nanometer wordt waargenomen als rood, met kortere golflengten als oranje, en vervolgens gele en groene tinten. Aan het einde volgen blauw (420 tot 490 nm) en violet (380 tot 420 nm). De kleuren die niet onder die zogenaamde spectrale kleuren vallen, zijn mengkleuren van verschillende golflengten, bijvoorbeeld bruintinten.
Voorbij het kortgolvige violette licht ligt het ultraviolette licht, kortweg UV-licht. Hoewel wij dat niet meer kunnen zien, zijn we ons bewust van de schadelijke effecten die UV-licht kan hebben op huid en ogen. Daarom beschermen we onszelf met zonnebrandcrème en een zonnebril.
In principe geldt: hoe korter de golflengte van het licht, des te meer energie de straling bevat en des te groter de kans op schade vervolgens is. De limiet waarbij de ogen het zwaar krijgen, ligt op ongeveer 450 nanometer. Het voorste deel van het oog kan bepaalde lichtgolven wel filteren, maar lichtgolven tussen de 400 en 480 nanometer treffen het netvlies bijna ongefilterd. Het hoornvlies filtert de kortgolvige UV-C- en UV-B-stralen eruit, de lens de UV-B en UV-A-stralen.
Wat overblijft, komt vrijwel ongehinderd op het netvlies terecht, met name op het punt van het scherpste zicht, de zogeheten gele vlek. Het violetblauwe licht in het nog zichtbare gebied ligt al onder die limiet.
Bij jongere mensen bereikt ook het blauwe licht in het golflengtebereik van zo’n 430 tot 510 nanometer nog bijna volledig het netvlies. Volgens experimentele en epidemiologische studies is het dan ook, naast hoogenergetische UV-straling, een belangrijke factor bij het ontstaan van ooglens- en netvliesveranderingen.