De naam van alle FAT-bestandsystemen verwijst naar de centrale datastructuur: de File Allocation Table. Een gemeenschappelijk kenmerk van alle FAT-systemen is dat ze de data op het opslagmedium niet in sectoren bijhouden, maar in zogeheten clusters. Een cluster bestaat daarbij uit 1 tot 64 opeenvolgende sectoren, die daarmee 512 tot 32.768 bytes kunnen bevatten. In de File Allocation Table staat dan voor elk cluster op het station een status vermeld, die vrij, bezet of defect kan zijn.
Bij FAT32 zijn de items in die tabel 32 bits lang. Een FAT32-bestandssysteem kan daardoor maximaal 2 TB aan opslagruimte beheren, waarbij de afzonderlijke bestanden maximaal 4 GB groot mogen zijn. Ook de voorloper van FAT32 is nog in gebruik. Als alleen de aanduiding ‘FAT’ wordt gebruikt, gaat het eigenlijk om FAT16. Daarbij zijn de FAT-elementen 16 bits lang. Een partitie kan dan 4 GB groot zijn en een afzonderlijk bestand mag maximaal 2 GB beslaan. Geheugenkaarten voor camera’s, digitale fotolijstjes of gameconsoles zijn vaak geformatteerd met dat bestandssysteem.
De grootvader van de familie, FAT12 met 12-bit lange FAT-elementen en een maximale schijfgrootte van 16MB, vind je nog terug op diskettes.
Ook het bestandssysteem exFAT is onderdeel van de FAT-familie. Dat systeem is door Microsoft speciaal ontwikkeld voor grote flashgeheugenkaarten en usb-sticks. Het is echter niet compatibel met de andere FAT-formaten. Zowel het opslagmedium als de afzonderlijke bestanden mogen bij exFAT in theorie tot 64 ZB (270 oftewel 75,6 × 1021 bytes) groot zijn. Microsoft raadt echter 512 TB aan als maximum.
In sector 0 van een station wordt opgeslagen dat een partitie is geformatteerd met FAT(32), hoe groot de clusters zijn en hoeveel er daarvan zijn, in welke sectoren de File Allocation Table zich bevindt en waar de root-directory van het station begint. We noemen dat ook wel de bootsector, omdat zich daar verder ook nog de code bevindt die de pc uitvoert als hij gestart wordt om het besturingssysteem te laden.

Harde schijven houden hun eigen status bij en bieden diagnostische gegevens via de SMART-interface. Met tools als CrystalDiskInfo kun je die uitlezen.
Tabelitems bevatten op FAT-stations onder andere de naam van een map of bestand, enkele kenmerkbits, de datum en het tijdstip van het maken en van de laatste wijziging, plus natuurlijk de grootte van het object. Bovendien verwijst het item naar het nummer van het eerste cluster waarin de eigenlijk objectdata zich bevinden.
Als een bestand of map meer dan één cluster beslaat, houdt de FAT bij waar de andere data zich bevinden. De tabel vermeldt daartoe bij elk cluster het nummer van het volgende cluster. Het laatste cluster van een object is daarbij te herkennen aan een speciaal, verder ongeldig volgnummer.
Als een gebruiker op een FAT-station een bestand wist, gebeuren er op de achtergrond in feite twee dingen. De betreffende vermelding in de tabel wordt als vrij gemarkeerd, maar daarbij gaat hooguit de eerste letter van de bestandsnaam verloren. Alle andere informatie over het bestand, zoals de verwijzing naar het eerste cluster dat het beslaat, blijft voorlopig staan. Bovendien worden in de tabel alle clusters die het bestand besloeg gemarkeerd als vrij.
Een dataherstelprogramma heeft in dat geval dus vrij veel mogelijkheden om een bestand te herstellen, maar alleen als de betreffende data aaneengesloten op de schijf waren opgeslagen. In dat geval kan de software beginnen bij het startcluster en op goed geluk doorgaan met het lezen van data op de achtereenvolgende blokken totdat de (nog steeds bekende) grootte van het bestand bereikt is. Als het bestand echter gefragmenteerd is en de data niet in opeenvolgende blokken is bewaard, gaat dat fout. De informatie over welke clusters het bestand beslaat, is bij het aanpassen van de tabel immers verloren gegaan.
Om bestanden op een FAT-opslagmedium zo goed mogelijk te kunnen herstellen, zou je ervoor moeten zorgen dat het zo min mogelijk gefragmenteerd raakt. Bij een harde schijf helpt het om regelmatig te defragmenteren. Dat doet Windows op vaste schijven zelf al geregeld als de pc ingeschakeld is maar niet belast wordt.
Bij een externe harde schijf moet je dat dan wel zelf af en toe in gang zetten. Op geheugenkaarten, zoals in digitale camera’s, kun je beter geen losse afbeeldingen verwijderen. Maak in plaats daarvan een back-up na elke fotosessie of vakantietrip, stop de kaart weer terug en formatteer hem daarna in de camera zelf.
ik heb samsung tel. Ik wil graag een Back-up maken van de data in mijn eigen cloud. mijn One drive of NAS. Is dit mogelijk?
een BU maken met mijn samsung telefoon op externe cloud? wie kan me helpen?
Misschien helpt dit je verder: https://www.ct.nl/reviews/back-up-apps-voor-android/