Bij de zesde wifi-generatie staat efficiëntie voorop. WiFi 6, oftewel IEEE 802.11ax, moet de totale snelheid verhogen, onder meer door clients slimmer parallel te bedienen. Maar het heeft nog meer te bieden dan dat.
Bij WiFi 6 (Wi-Fi 6 volgens de officiële notatie) staat voor het eerst niet de snelheid van de individuele client centraal bij de ontwikkeling. In plaats daarvan brengt IEEE 802.11ax onder andere een centrale coördinatie van de zender, OFDMA en coloring, wat de snelheid kan verhogen als er veel apparaten tegelijkertijd in gebruik zijn. Een korte terugblik zorgt voor wat verduidelijking.
Net als de oerstandaard IEEE 802.11 uit 1997 (max. 2 Mbit/s bruto), behandelden ook de eerste, wijdverbreide standaard 802.11b (max. 11 Mbit/s) en de tot 54 Mbit/s versnelde versies 802.11g (in de 2,4GHz-band) en 802.11a (5 GHz) alle datapakketten hetzelfde. Elk station (STA) en accesspoint (AP) oftewel het basisstation en de mobiele clients, mochten slechts één pakket per zendmogelijkheid (TX Opportunity, TXOP) versturen.
Het tweede tijdperk kwam met een slimme turbo voor de doorvoersnelheid: 802.11n (max. 600 Mbit/s) introduceerde de multi-antennetechnologie MIMO (Multiple Input Multiple Output). Door de signalen van verschillende antennes te combineren kan één apparaat meerdere datastromen tegelijk verzenden. Dat verveelvoudigt de kanaalcapaciteit, waarbij de kant met de minste antennes de limiet bepaalt. Een 2-stream-11n-client kan hoogstens met 300 Mbit/s ontvangen, zelfs als een 4-stream-11n-accesspoint met 600 Mbit/s kan zenden.
Daarop bouwde 802.11ac (max. 6900 Mbit/s met 8 streams) verder. Een accesspoint met veel antennes kan meerdere ontvangers met weinig antennes tegelijkertijd bedienen (downlink multi-user-MIMO, DL MU-MIMO). In het bovenstaande voorbeeld zou het accesspoint idealiter twee clients tegelijkertijd met 300 Mbit/s kunnen helpen, dus in totaal 600 Mbit/s leveren.